Jan B. Bouwstra
Jan B. Bouwstra

Een fabel: Afscheid van de das

19 januari 2024 om 09:00 Dieren Fabels van Jan B. Bouwstra

De das gaf een feest omdat hij was gestopt als burchtwacht in het Panbos en ging verhuizen naar het everzwijnenbos. Dat was altijd al zijn droom geweest en nu ging het gebeuren. Iedereen was uitgenodigd op het feest, en de veldmuis kwam en de neushoorn, en de bunzing en de mier en de eekhoorn. Er werd gedanst en de bevers zorgden voor de bever-boogiewoogie, en de olifant drumde met zijn slurf op alles om hem heen, hij was zo stoned als een garnaal. Het was een superfeest en op het einde van de avond bedankten ze de das.

‘Leuk feest das,’ zei de mier ‘wordt vervolgd, wanneer zie ik je weer?’

‘Ja,’ zei de sprinkhaan, ‘toppertje das, wanneer?’

De das knipoogde naar de boktor die juist om de hoek verdween en zei: ‘Nooit.’

Op de één of andere manier hoorde iedereen dat laatste en werd stil. De sprinkhaan twijfelde: ‘Dus als ik morgen bij jou langs spring, ben jij er niet?’

‘Weg is weg,’ zei de das, ‘morgen ben ik weg.’

Ze gingen zitten en keken de das aan. ‘Gut,’ zei de mier, ‘dat moet even landen.’

Ze pakten er allemaal een laatste suikerstengel bij en knabbelden er afwezig op. ‘Dus je gaat geen nieuwe mierenhopen meer openen?’ vroeg de mier.

‘Of beverdammen dopen,’ vroeg de bever.

‘Of molshopen sluiten,’ zei de mol.

‘Dat allemaal dus nooit meer,’ herhaalde de mier nog eens.

‘Nee, nooit meer,’ zei de das.

‘Nooit, nooit…’ mompelde de mier en ineens sprong hij op: ‘we moeten meten hoelang nooit duurt.’

Hij ging meten en bleef weg. ‘Nooit is onmogelijk,’ zei de brilslang ‘onmogelijk te meten.’

Op dat moment kuchte de uil, wachtte tot iedereen keek en zei: ‘Ik ga iets belangrijks zeggen.’

‘Dan ga ik even poepen,’ zei de neushoorn. 

Die twee kunnen duidelijk niet goed met elkaar. De uil deed zijn ogen dicht, en toen hij ze weer opende hadden ze gedachten verzameld die de wereld iets wilden vertellen, en de uil vervolgde: ‘Ik denk dat “nooit” een woord is voor iets dat niet bestaat. Het bestaat alleen in ons hoofd, niet in het echt.’

‘Niet in het echt?’ vroeg de veldmuis, ‘wat bedoel je?’

‘Nou, iemand heeft een woord bedacht dat gewoon bestaat in de taal en niet vastzit aan iets tastbaars.’ 

De brilslang opperde: ‘Zoals het woord “boom” hoort bij een boom in het bos…’

‘Zo hoort het woord “nooit” nergens bij,’ vulde de uil aan, ‘het zweeft in de taal, is door iemand verzonnen.’

‘Wat een lul,’ zei de neushoorn, en de bever knikte en zei: ‘Wie zou zo’n woord bedacht hebben, dat nergens op slaat, die moet ik ’s avonds niet tegenkomen.’

De uil kreeg een kleur van jewelste. 


Jan B. Bouwstra schrijft elke week een fabel voor de website van De Nieuwsbode, die iets te maken heeft met onderwerpen die op dit moment actueel zijn.

Deel dit artikel via:
advertentie
advertentie